Iedereen weet: Hoe groter een krater, hoe groter het explosief dat die krater heeft veroorzaakt. Wie wat meer ervaring heeft, weet dat het niet zo simpel is. Verschillende variabelen hebben een grote invloed op het waarneembare resultaat. Dit jaar zal onze eigen Maurice de Cock op de VEO Kennisuitwisselingsdag een lezing houden over dit onderwerp, en in dit artikel lichten we alvast een tipje van de sluier op.
Hoewel je zou denken dat een zwaardere bom een groter gat veroorzaakt, is dit niet altijd het geval. Verschillende factoren spelen een rol, zoals bijvoorbeeld explosieve inhoud, het soort ontsteker en de grondslag. Zo is men zich er bij T&A al sinds 2010 van bewust dat vliegtuigbommen van 260 lbs relatief kleine kraters veroorzaken. Deze zijn aanzienlijk kleiner dan kraters die het resultaat zijn van een gemiddelde inslag van een bom van 250 lbs, die voor een leek van vergelijkbare grootte lijkt te zijn. Het verschil in de krateromvang is echter logisch, aangezien de explosieve inhoud van de 260 lbs aanzienlijk kleiner is, maar voornamelijk omdat ze voorzien zijn van ontstekers die ze op of boven maaiveld laten detoneren. Kraters van deze bommen lijken daardoor sterk op kraters veroorzaakt door veel kleinere artilleriegranaten en zijn vaak alleen te onderscheiden op basis van het patroon dat ze veroorzaken.
De invloed van ontstekers
De gebruikte ontstekers vormen een andere belangrijke factor die het uiterlijk van een kraterpatroon kan bepalen. In Posterenk trokken drie rijen kraters, respectievelijk twee van acht en één van zeven, de aandacht van onze onderzoekers (zie uitsnede uit de luchtfoto). Opvallend genoeg waren de kraters om en om groot en klein, terwijl de vermoedelijke bommenlading uit acht bommen van 500 lbs bestond per toestel. Uiteindelijk werd geconcludeerd dat het verschil in de ontstekers de formaten verklaarde. De helft was voorzien van een ontsteker waarmee de bom direct op maaiveld tot detonatie zou komen, de andere helft had een ontsteker met een korte vertragingstijd. Het gevolg was een patroon van respectievelijk kleine en grotere kraters. Er kon daarom een zeer beperkt verdacht gebied worden afgebakend, daar waar een kleine krater miste, in plaats van een groot gebied gebaseerd op het gehele kraterpatroon. Tevens kon concreet de gebruikte ontsteker vermeld worden.
Camoufletten en airburst
Recent is algemene kennis over de formaten van kraters weer voorzien van concrete voorbeelden, waaruit lering getrokken kon worden. Vliegtuigbommen die op relatief grote diepte detoneren, kunnen zogenaamde camoufletten veroorzaken. Dit houdt in dat er niet zozeer een krater ontstaat, maar een gasbel die de grond naar boven drukt. Op maaiveld is daardoor een lichte glooiing waar te nemen. Soms stort de gasbel deels in en ontstaat er alsnog een gat. Dit is echter aanzienlijk kleiner dan normaal zou gebeuren als de bom op slechts enkele meters diepte tot ontploffing komt. Voorbeelden hiervan werden gezien langs het spoor in een polder, waar bommen van 500 lbs pas op een diepte van zo’n 10 meter tot ontploffing gekomen zijn. De veroorzaakte gaten hebben een aanzienlijk kleinere doorsnede dan normaal gesproken verwacht wordt, namelijk slechts 3 à 4 meter.
In dezelfde omgeving zijn tevens bommen van 250 lbs afgeworpen, die voorzien waren van zogenaamde ‘airburst’-ontstekers. Deze detoneren op maaiveld, of net erboven. Sporen ervan zijn zelfs op erg goede luchtfoto’s niet of nauwelijks zichtbaar. Deze constateringen zetten te denken over de luchtfoto-interpretaties en de daarop volgende analyses op vergelijkbare locaties. Mogelijk is het aantal ingeslagen bommen ter plaatse onderschat, omdat men geen sporen ervan op de luchtfoto’s aantrof. Anderzijds, kan men ook onderschat hebben hoeveel van de afgeworpen bommenladingen daadwerkelijk in werking getreden zijn en dus niet meer verwacht hoeven te worden als blindganger in de ondergrond.
Concluderend kan gezegd worden dat er bij het effect van een bom op de bodem veel meer komt kijken dan je zou denken. Daarom zijn diepgaande analyses van zowel luchtfoto’s als het bronnenmateriaal in bredere zin nuttig en nodig zijn om tot goed afgebakende (on)verdachte gebieden te komen. Over precies dit onderwerp zal onze eigen Maurice de Cock dit jaar op de VEO Kennisuitwisselingsdag op 1 oktober 2025 een lezing geven. Meld je dus snel aan!