Bron: www.dronewatch.nl

Goed nieuws voor mensen die professioneel gebruik willen maken van drones, maar niet duizenden euro’s willen investeren in opleidingen of keuringen van apparatuur: de veelbesproken Minidrone-regeling wordt per 1 juli van kracht. Dat is tijdens een sectoroverleg bevestigd door het Directoraat-generaal Bereikbaarheid (DGB). Onder de regeling is het mogelijk om bedrijfsmatig gebruik te maken van drones met een maximaal gewicht van 4 kg.


Laagdrempeliger Met de regeling komt het ministerie van Infrastructuur en Milieu tegemoet aan de snel groeiende wens vanuit de markt om het professioneel gebruik van drones laagdrempeliger te maken. Nu is het nog zo dat je als drone-operator moet voldoen aan zeer strenge (opleidings)eisen, voordat er klussen met een commercieel of professioneel karakter aangenomen mogen worden. Dit terwijl amateurvliegers aan geen enkele opleidingseis hoeven te voldoen: een doorn in het oog van professionals.

Onder de nieuwe regeling kan men na het succesvol afronden van een theorie-examen, het inschrijven van het toestel waarmee gevlogen gaat worden en het afsluiten van een WA-verzekering voor dood en schade een aanvraag doen voor de zogenaamde ROC-Light. Met dit bewijs van bevoegdheid op zak kan men dan vervolgens tegen betaling aan de slag met een drone, bijvoorbeeld om luchtfoto’s te maken of inspecties uit te voeren.

Limieten Daarbij gelden wel dezelfde limieten als die later dit jaar ook voor hobbyvliegers gaan gelden, dus er mag niet hoger dan 50 meter gevlogen worden, en niet verder dan 100 meter horizontaal. Vluchten mogen verder alleen worden uitgevoerd in de daglichtperiode, waarbij de drone tijdens de gehele vlucht in het zicht moet blijven (visual line of sight, VLOS). Ook mag men niet vliegen boven aaneengesloten bebouwing, mensenmenigten, industrie- en havengebieden, spoorlijnen en wegen. Ook mag er niet gevlogen worden in de zogenaamde CTR-gebieden rondom vliegvelden. Lees het hele artikel >>

Kijk voor meer informatie over de regelgeving rond drones vanaf 1 juli 2016 op de site van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu